Curaçao werd in het jaar 1634 gekoloniseerd door de Nederlanders en is tegenwoordig een autonoom land in het Koninkrijk der Nederlanden. Wanneer je door de historische binnenstad van Willemstad loopt, zie je nog altijd duidelijk de Nederlandse invloeden op het eiland. Dit zie je voornamelijk terug in de architectuur. Verspreid over het eiland kom je in een unieke stijl gebouwde herenhuizen tegen, dit worden ‘landhuizen’ genoemd. Deze Landhuizen op Curaçao maken een zeer belangrijk deel uit van het erfgoed en iedere hoek van het gebouw vertelt een uniek verhaal.
De geschiedenis achter de landhuizen
Landhuis is de gebruikelijke benaming op Curaçao voor een plantagehuis, hoewel ik eigenlijk de ‘plantage herenhuis’ beter vind passen vanwege de grote omvang. Heel veel jaren geleden vormde landbouw een van de pijlers van de economie op Curaçao. Hoewel landbouw geen groot succes bleek op het eiland, bouwden de plantage-eigenaren in die tijd verschillende landhuizen die uitkeken over hun plantages. De meeste landhuizen werden gebouwd in de 18e en 19e eeuw. In die tijd hielden de Nederlanders (WIC) zich bezig met slavenhandel en Curaçao vormde een belangrijk logistiek punt. Slaven werden op het eiland geïnspecteerd om doorverkocht te worden aan andere landen. Niet alle slaven werden doorverkocht aan andere landen, sommigen werden om verschillende redenen verkocht aan ‘plantagehouders’ (‘Shon’ in de lokale taal) op Curaçao zelf.
Iedere plantage had een andere functie. Daar waar slechts een enkeling groente en fruit verbouwde, hielden anderen zich bijvoorbeeld bezig met het produceren van suikerriet. Zoutwinning bleek echter de meest winstgevende activiteit.
De architectuur van de landhuizen
De meeste landhuizen op Curaçao werden op een heuvel gebouwd, zodat de plantagehouder een goed zicht had op zijn plantage en zijn slaven. Rondom de plantages werden de slavenhuizen en opslaghuizen gebouwd. Het verhaal gaat dat het bouwen van huizen op de top van een heuvel de Nederlandse manier was om het eiland te beschermen tegen vijanden komend vanaf de zee en zodat een duidelijk zicht gegarandeerd werd op de eigen plantage en op de naburige landhuizen. In een noodgeval, laten we zeggen een slavenopstand, had de plantagehouder de mogelijkheid om zijn buren tijdig te waarschuwen.
De huizen werden gebouwd met koraalsteen en enkele bakstenen details. Het zadeldak bestond uit Nederlandse dakpannen die de regen kon leiden naar een door de mens gemaakt regenwateropvangsysteem. In het midden van de huizen kon je een pilaar vinden die het landhuis vasthoudt. Deze pilaar is aan dikker de onderkant, het ziet er als het ware doorgezakt uit. Omdat koraal minder solide is dan beton, moest de onderkant meer materiaal bevatten om het stevig genoeg te maken.
De wind speelde een belangrijke rol in de locatie van de landhuizen en voor de inrichting en het interieur. Het was van groot belang dat de wind vrij door het huis kon waaien en hierdoor het huis dus op ieder uur van de dag kon verkoelen.
In de keuken van het landhuis waren de muren geschilderd in een unieke stijl: rode muren met witte stippen. De gedachte hierachter was dat men dacht dat dit patroon de vliegen zou verwarren en zou desoriënteren.